Euthanasia for Mental Suffering

Contents

PUBLICATIONS
PRESENTATIONS

…and also

“Eutanásia por sofrimento mental compromete todo o setor dos cuidados em saúde mental”, 02 mai, 2018 – 07:04 • Vasco Gandra, em Bruxelas Rádio Renascença

“What could help me to die?” Doctors clash over euthanasia, Washington Post, October 26, 2017

This is a very sharp 7min drama on euthanasia, which just won a film festival in Australia.

EUTHANASIE BIJ PSYCHISCH LIJDEN ONDERMIJNT HET VELD VAN DE MENTALE GEZONDHEIDSZORG

Psychisch lijden is steeds een realiteit, die bovendien niet onobjectiveerbaar is. Depressie kan men bvb. mooi in beeld brengen ter hoogte van hersenscans.

Maar de realiteit van psychisch lijden volgt andere logische principes dan lichamelijke ziekte. Omdat de realiteit van het lijden dynamisch van aard is, kan ongeneeslijkheid onmogelijk bij voorbaat geobjectiveerd worden, wat wel het geval is wanneer het lichaam door een letsel of door een degeneratief proces wordt getroffen. Onbehandelbaarheid is in principe ook onmogelijk vast te stellen, omdat de behandeling van psychisch lijden in de eerste plaats afhangt van de band met de behandelaar. Dat is duidelijk niet het geval bij bvb. kanker. Ook therapieresistentie krijgt een heel andere betekenis dan de typisch medisch betekenis wanneer toegepast bij mentale problemen: wie weerstand biedt tegen de therapie, is in therapie, is aan het werk.

Het is daarom belangrijk niet zonder meer de principes van de geneeskunde op het domein van de mentale gezondheid toe te passen, in het bijzonder niet wat euthanasie betreft.

In het bijzonder wat euthanasie betreft, omdat we hier te maken hebben met een wet. Het is belangrijk om het verschil te maken tussen de effecten van een wet en wat goed zou zijn voor een geïsoleerde, goed onderzochte casuïstiek. Stel nog dat zou kunnen aangetoond worden dat voor een beperkt aantal, goed opgevolgde, van alle voorzorgsmaatregelen voorziene gevallen euthanasie gerechtvaardigd blijkt, dan nog dient men er de maat van te nemen dat de wet niet enkel effecten heeft voor deze geïsoleerde gevallen. Enerzijds verandert de wet het landschap van de mentale gezondheidszorg, door de vertrouwensband die in moeilijke gevallen onvoorwaardelijk dient te zijn, te besmetten met de mogelijkheid van mislukking, en anderzijds maakt de wet het onmogelijk het meest proactieve, voluntaristische en geadresseerde aanbod van de mogelijkheid van euthanasie, ook bij mensen die er niet mee bezig zijn en die eventueel kwetsbaar zijn (psychiatrische centra, rusthuizen) strafrechtelijk tegen te houden.

Een wet op euthanasie bij psychisch lijden ondermijnt met andere woorden het veld zelf van de mentale gezondheidszorg.

BEGELEIDING

Ariane Bazan, professor klinische psychologie aan de Université Libre de Bruxelles en is doctor in de Biologie als doctor in de Psychologie.

LOCATIE

Elcker-Ik (Grote Zaal)

Psychisch lijden is nooit banaal, DM 14 december 2015

Ariane Bazan is hoogleraar Klinische Psychologie, Université Libre de Bruxelles (ULB). Gertrudis Van de Vijver is gewoon hoogleraar Moderne Wijsbegeerte en Wetenschapsfilosofie, Universiteit Gent. Willem Lemmens is hoogleraar Ethiek en Moderne Wijsbegeerte, Universiteit Antwerpen. Maarten Van Dyck is hoofddocent Kennisleer en Wetenschapsgeschiedenis, Universiteit Gent. Jasper Feyaerts is klinisch psycholoog, Universiteit Gent. De auteurs spreken in eigen naam, niet in naam van hun respectievelijke instellingen. 

Kliniek is empathie, ja zeker, maar het is ook doordachte empathie en van daaruit zachtjes uitnodigen tot een ander perspectief

“Banaliseer psychisch lijden niet” schrijven Johan Braeckman en anderen, als reactie op onze open brief, en dit is ongeveer het best mogelijke resultaat dat we konden verhopen. Het is de kern zelf van ons betoog.

Het onderscheid objectief/subjectief zoals dit in de reactie van Braeckman e.a. wordt verdedigd, moet echter worden genuanceerd. Psychisch lijden is uiteraard een subjectieve ervaring, zoveel is duidelijk, maar een psychische aandoening is steeds meer dan enkel subjectief. De manier waarop ze gerelateerd is aan objectieve factoren is echter anders dan bij lichamelijke aandoeningen. Zo is er geen weefselschade, geen aantoonbaar aftakelingsproces in de hersenen: je kan op een autopsie niet zien of iemand depressie had of niet, je kan dat wel voor dementie.

Maar, in tegenstelling tot wat onze critici suggereren, tonen hersenscans wél veranderingen bij bijvoorbeeld depressie. Heel belangrijk nu is dat deze veranderingen functioneel en dynamisch zijn: ze hangen af van het moment waarop de scan genomen wordt. Ze hebben dus niet het onomkeerbaar karakter van weefselschade. Hierin ligt het fundamentele verschil met het subjectieve lijden bij lichamelijke aandoeningen: onderliggend aan dat lijden, kan je wel een onomkeerbaar proces objectief vaststellen.

Wie in een depressie stort, valt ten prooi aan het reële gevoel van perspectiefloosheid. Daartegenover tonen kliniek en onderzoek dat zelfs een opeenvolging van ernstige depressieve episodes niet noodzakelijk impliceert dat het lijden uitzichtloos is.

Stel dat iemand zegt: “Ik heb op alle gebieden in mijn leven gefaald, professioneel, persoonlijk, familiaal”, en de therapeut denkt er anders over op basis van precieze elementen die eerder aangehaald zijn door de patiënt. Is de enige manier om dan niet paternalistisch of betweterig te reageren: “Ja, U heeft gelijk.” ? Nee, de therapeut zal zowel gehoor geven aan de realiteit die de patiënt beleeft en tegelijk voorzichtig andere invalshoeken voorstellen. Kliniek is empathie, ja zeker, maar het is ook doordachte empathie en van daaruit zachtjes uitnodigen tot een ander perspectief. Hier geldt de klinische ethiek: de realiteit van het gevoel van uitzichtloosheid ontvangen en bevestigen, zonder te verzaken aan de plicht om ook de horizon van andere mogelijkheden na te gaan.

Psychisch lijden niet banaliseren, betekent precies dit: rekening houden met de eigenheid ervan episodes niet noodzakelijk impliceert dat het lijden uitzichtloos is.

Psychisch lijden niet banaliseren, betekent precies dit: rekening houden met de eigenheid ervan. Het verloop van een kanker is onverschillig voor de manier waarop de oncoloog luistert en spreekt. Onderzoek toont aan dat, bij mentale problemen, de band tussen patiënt en therapeut de doorslaggevende factor is voor het succes van de behandeling. Dat is de fundamenteel andere realiteit van mentale ziektes: de mentaal lijdende patiënt hangt essentieel vast aan de woorden van de therapeut maar de kanker trekt zich niets aan van wat de oncoloog zegt.

Dit brengt ons tot de kern van de ethische grond van de euthanasiewetgeving: de centrale plaats van de waarde van autonomie. Getuigenissen van euthanasieën bij psychisch lijden tonen dat patiënten op het laatste ogenblik nog wel eens vragen: “U bent toch zeker, he, dokter dat er niets meer kan gedaan worden om mij te helpen?”, of nog “U heeft toch gezegd dat mijn ziekte ongeneeslijk is, he, dokter?” (zie bijv. het geval van Christophe; Knack, 22.10.2014).

Dit toont op welke manier de wil van de patiënt niet zomaar autonoom en onverdeeld is en ondubbelzinnig uitgedrukt kan worden. De autonomie van een patiënt erkennen kan je enkel door in rekening te brengen op welke manier de wil steeds verdeeld is en peilt naar het verlangen van de ander. De patiënt wordt net veel mondiger als hij het brede spectrum van zijn verdeelde wil kan verkennen, met de steun van de therapeut die hem daartoe blijvend uitnodigt. De rol van de therapeut is dus nooit die van een neutrale expert die enkel vaststelt wat de keuze van de patiënt is.

Uiteraard stelt deze problematiek zich bij elke keuze voor euthanasie, maar bij lichamelijke aandoeningen is er een ondubbelzinnige inperking door de objectief vast te stellen onomkeerbaarheid. Net deze cruciale inperking ontbreekt hier. Daarom zijn we bezorgd over de manier waarop de wet aan de arts een positie van medisch expert toekent voor iets wat in eerste instantie met intermenselijke verhoudingen te maken heeft. Het debat van euthanasie op grond van psychisch lijden alleen kan niet zomaar beslecht worden door te verwijzen naar de deugd van zorgvuldigheid en de waarde van autonomie. Meer nog, het is net omwille van het belang van autonomie als centrale waarde dat we erg voorzichtig moeten omgaan met de uitzonderingspositie die we aan experts toekennen in onze wetgeving.

Ook wie diep geeft om het recht op zelfbeschikking zou gevoelig moeten zijn voor deze bezorgdheid.

Leave a Reply

Your email address will not be published.