Het aanzuigeffect van de hulpverlening

https://www.standaard.be/cnt/dmf20191030_04693726

‘Beschavingsziektes worden haast epidemisch’, meldde Le Soir bij een grote toename van angst en depressie. Drie op de tien Belgen kampen met een mentaal probleem en per dag kiezen drie mensen voor zelfdoding. Er zijn lange wachtlijsten voor gespecialiseerde hulp en in instellingen zijn er, ook bij kinderen, problemen met dwang (zoals isolatie en fixatie). Bijna 20 procent van de ­bevolking gebruikt geneesmiddelen voor een geestelijke ziekte en steeds vaker worden die ook op jonge leeftijd toegediend. Psychische stoornissen zijn de grootste oorzaak van langdurige werkonbekwaamheid.

In een plan om dit probleem aan te pakken, suggereert Le Soir om de toegang tot hulp laagdrempelig te maken. Nu is dat precies wat Canada vijf jaar deed: meer eerstelijnszorg in multidisciplinaire teams en laagdrempelige ‘loketten’ die de patiënten beter de weg moeten wijzen. Maar de Canadese krant La Presse meldde maandag dat de balans van dit grootse plan toch problematisch is: het was moeilijk om hulpverleners te vinden en die wisselden snel, ouders en kinderen vertellen hoe de toegangs­loketten in de praktijk heuse ‘blokkage­loketten’ werden, en hoe er diagnostisch en ander geweld was, zoals opsluiting en fixatie.

Zulke grote investeringen en toch zoveel problemen, hoe valt dat te verklaren? Laten we eerlijk zijn: niemand vat goed wat ‘mentale ziekte’ eigenlijk betekent. Het idee van een ziekte als gevolg van ­hersenschade of van een genetisch defect klopt niet, zegt Thomas Insel, psychiater aan het Amerikaanse National Institute of Mental Health. Recente neurowetenschappelijke bevindingen gaan een heel andere richting uit: voor bewustwording moeten breingolven vanuit de intentie en vanuit de waarnemingen elkaar vinden. Die dynamische aard van het mentale wordt bevestigd door nieuwe bevindingen over empathie, die tonen hoe dat vermogen kan verschijnen of verdwijnen al naargelang van de context en de relatie tot de ander – terwijl men vaak denkt dat een mens al dan niet over empathie beschikt, of het moeizaam moet aanleren. Het ­mentale is dus geen grijpbare, fixeerbare ­essentie, maar wordt op elk ogenblik ­dynamisch en in relaties met anderen gerealiseerd.

Maar ‘mentale ziektes’ als een gevolg van hersenproblemen hebben de wetenschappelijke schijn mee. Dat is het model van veel geneeskunde (bijvoorbeeld waarbij spijsverteringsstoornissen het gevolg zijn van darmproblemen). Maar dat ­model verliest zienderogen aan wetenschappelijke steun en er is een groot ­verschil tussen wetenschappelijke schijn en wetenschappelijkheid.

Een alternatief model is gebaseerd op vertrouwen. Zo vertelde de jeugdzorg­experte Saskia Van Nieuwenhove een jaar geleden hoe ze in haar eigen huis acht jonge meisjes opnam. Ze waren prostitutieslachtoffers en kregen in de verschillende instellingen waar ze verbleven labels ­opgeplakt als ‘onbehandelbaar’ en ‘opgegeven’. Maar deze meisjes liepen niet weg, ze gingen naar school en hadden een studentenjob. Van Nieuwenhove behaalde op basis van vertrouwen –en haast zonder middelen – bijzonder snel resultaat, wat niet mogelijk was geweest in ­instellingen (‘met pakken geld’, voegde ze eraan toe).

We onderschatten het effect van ­vertrouwen. Zelf werkte ik op een psychiatrische afdelingen met chronische patiënten. Toen patiënten met een nieuw ­afdelingshoofd meer vertrouwen kregen, veranderde de hele sfeer: bewoners werkten spontaan mee aan het huishouden, zorgden voor elkaar en voor de omgeving. Ik herinner me de beslissing om patiënten wat zakgeld te geven en ik zie nog voor me hoe een ervan als het ware meer rechtop ging ­lopen door het herwonnen zelfrespect. Vertrouwen maakt dat mensen zich ­samen verantwoordelijker voelen voor een gezamenlijk project, en het maakt het werk voor hulpverleners lichter.

Maar dat model op basis van vertrouwen en onvoorwaardelijkheid heeft de ­wetenschappelijke schijn ­tegen. Wellicht doet het te veel denken aan ‘liefde’, en dat is dan weer verdacht katholiek of psychoanalytisch (nog verdachter). Niettemin krijgt het dynamische, relationele model wel steeds meer (neuro)wetenschappelijke bijval.

We moeten wetenschappelijkheid de overhand geven op wetenschappelijke schijn, ook op het terrein. In een ­dynamisch model zijn veel van de nu ­gehanteerde diagnoses moeilijk vol te houden, omdat de uitdrukkingsvormen van het lijden snel en sterk variëren in functie van de context. Ook specialisatie is een probleem. Het dynamische laat zich niet in hokjes vangen. Mentale epide­mieën zoals burn-out weerspiegelen ­sociale problemen, maar niet één ­eenduidige mentale ziekte.

Om de wachtlijsten voor gespecialiseerde diagnostische centra te lijf te gaan, is het verstandiger te investeren in niet-gespecialiseerde, laagdrempelige hulp. Als we nog meer gespecialiseerde centra voorzien, ontstaat een aanzuigeffect voor die specifieke diagnoses, wat dan weer de wachtlijsten in stand houdt.

Maar zo’n wissel van modellen is ook goed nieuws, want het geleidelijk afbouwen van diagnostische en specialistische initiatieven ten voordele van een laagdrempelig, ongespecialiseerd aanbod is zowel goed voor de publieke mentale ­gezondheid als voor de staatskas.

Leave a Reply

Your email address will not be published.