De mens is niet gemaakt om gelukkig te zijn

Ariane Bazan pleit voor een kentering in de psychische gezondheidszorg, want de huidige methodieken werken duidelijk niet. De mensen worden er alleen maar zieker van.

De Standaard, Donderdag 18 januari 2024 om 03:00

In de laatste Humo van vorig jaar stellen Jonathan Holslag en Ilja Leonard Pfeijffer dat het kapitalisme erop gericht is om ons ongelukkig te maken. Dat is een denkfout. Denken dat mensen spontaan, of zelfs ‘natuurlijk’, voor geluk gemaakt zijn – iets wat het kapitalisme dan zou bederven – houdt geen steek. Toevallig zouden sinds het begin van de beschaving alle sociaaleconomische modellen het spontane streven naar geluk bedorven hebben – van slavernij tot imperialisme over kolonialisme? Het idee dat we gelukkig zouden zijn mocht niets ons tegen­werken, behoort tot een teleologisch register dat ervan uitgaat dat een mens functioneert zoals we vinden dat die zou moeten functioneren. Zo denken we dat als een gedrag een negatief effect heeft, we dat gedrag minder vaak zullen vertonen. Ook dat klopt maar deels, want we blijven vaak, tegen wil en dank, doen wat schadelijk voor ons is: de ‘foute’ partners kiezen, ruzie zoeken met vrienden, collega’s of buren, dwangmatig poetsen of dingen checken, blijven roken na longkanker, noem maar op. We gaan ervan uit dat we efficiënt en doel­matig kunnen handelen, terwijl het verleden vaak stokken in de wielen komt steken. Al die psychologische principes overstijgen het niveau van het wensdenken niet.

Toch zijn dat veelal de uitgangspunten van de psychologie van de 21ste eeuw, vrij vergelijkbaar met de ideeën van ‘spontane generatie’ – organismen kunnen uit het niets ontstaan – of van afgewerkte soorten, zo door God neergezet, uit de predarwiniaanse biologie. Het zijn denk­fouten, want waarom zou een mens gemaakt zijn om redelijk te handelen of om gelukkig te zijn? Ook mensen werden door evolutionaire principes geboetseerd – om te overleven en zich voort te planten – en niet op basis van een gewenst ideaal. Maar we hanteren veelal kritiekloos principes die de mens een soort goddelijke grond van redelijkheid verlenen. Niet dus.

Toch is het met die gammele ‘middeleeuwse’ psychologie dat de mens van de 21ste eeuw de wereld moet aankunnen – een ultrageconnecteerde wereld van artificiële intelligentie en perfectietechnologie – die technologie waarmee de mens zichzelf en de wereld duizend keer kan vernietigen. We zijn psychologische neanderthalers die zich wagen aan een strategisch schaakspel met hoge inzet. We vragen ons af wat er gebeurd is tussen de tijden van ‘Cours camarade, le vieux monde est derrière toi’ of van de ‘The times they are a-changin’, en vandaag : zoveel hoop twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog, zoveel wanhoop nu, zo’n tranendal deze wereld.

Er komt geen vooruitgang in het ethisch-politieke denken zolang we niet uit de impasse van die archaïsche psychologie raken. Zelfs erg slimme mensen als Pfeiffer en Holslag maken denkfouten, omdat de psychologische discipline op het appel ontbreekt. Nochtans maken patiënten heel duidelijk dat we op een dwaalspoor zitten. Steeds meer mensen worden mentaal ziek, gebruiken psychotrope medicatie en verzuimen het werk. De mentale problemen veroveren sociale terreinen, van pesten tot burn-out. Hoe meer gespecialiseerde methodieken voor diagnose en interventie er zijn, hoe langer de wachtlijsten. Door de drang mensen te labelen, blijven ze makkelijker steken in een ‘zieke’ identiteit. De grootschalige psychotrope medicatie zou de kans op dementie verhogen. Bij euthanasie wegens psychisch lijden verwijzen patiënten niet zelden naar ‘draaideurervaringen’ – herhaaldelijk verwezen worden van de ene naar de andere instelling – en lange wachtlijsten. Allemaal symptomen die expliciet de mentale zorg zelf in vraag stellen. Maar psychologie is het terrein dat met alles kan wegkomen, zelfs met het grootste publieke gezondheids­fiasco – want ook dan zijn er nog het neoliberale kapitalisme, de ratrace, de meritocratie en consorten, die met veel publieke bijval de zwartepiet kunnen worden toegespeeld.

Onze patiënten tonen dat onze methodes grotendeels niet werken, zelfs contraproductief zijn en allen hebben we grote nood aan theorieën die helpen te begrijpen wat ons sociaal-politiek overkomt: waarom mensen in staat zijn langdurig het licht van de zon te ontkennen, waarom we in het aangezicht van imminent gevaar niet echt reageren, waarom de wreedaardigste episodes van de geschiedenis blijven terugkeren. De vervanging van de psychoanalytische menswetenschappelijke benadering door een meer exactwetenschappelijke heeft bevredigende antwoorden noch een betere mentale gezondheid opgeleverd. Nu heeft psychoanalyse inderdaad terecht een aantal duidelijke kritieken verdiend, maar ondertussen is er een kentering, zoals ook The Guar­dian eind vorig jaar schreef, met een openheid voor interdisciplinair overleg en met wetenschappelijke toetsing: het is tijd, zowel voor de mentale gezondheid als voor het ethisch-politieke denken, om opnieuw, en ten gronde, ook daar te rade te gaan.

(Ik heb de titel niet gekozen maar ik merk hoezeer het boute idee dat de mens niet gemaakt is om gelukkig te zijn, onverteerbaar is. Dus ik zou zeker het woord ‘misschien’ niet gebruikt hebben. Het is uiteraard niet omdat hij niet gemaakt is om gelukkig te zijn, dat 1) hij niet kàn gelukkig zijn, 2) hij gemaakt is om ongelukkig te zijn. Gewoon, hij is niet gemaakt om gelukkig te zijn, dat spreek vanzelf – in het andere geval moeten we de tussenkomst van een god of een architect of zo veronderstellen.)

Leave a Reply

Your email address will not be published.