Een diagnostisch label ondermijnt de veerkracht van sommige jongeren, omdat ze alledaagse uitdagingen vanaf dan als onoverkomelijk beschouwen, schrijft Ariane Bazan.
De Standaard, donderdag, 13 februari 2025
In de late jaren 80 had ik een hartsvriendin. Camille kwam vaak bij ons thuis, ging dan op mijn bed liggen en vertelde over het leven. Ik wist niet meteen wat ik daarmee aan moest, maar dat stoorde haar niet. Elk weekend opnieuw deed ze haar verhaal. Ik hoorde over haar eerste suïcidepoging toenik al in Gent studeerde. Dat was schokkend. Ik zocht haar meteen op en zei toen banale dingen: dat ik haar graag zag, dat ze mooi en intelligent was, dat het leven haar zou toelachen. Dingen, bedenk ik nu, waar ze toen wellicht weinig boodschap aan had. Maar het stoorde haar niet, ze bleef me bellen, vaak huilend, radeloos.
Er was veel te doen over zelfdoding de voorbije dagen. Deze krant meldde dat de spoeddiensten een onrustwekkende toename van het aantal suïcidepogingen bij tieners zien, en dat die druk het gevolg is van de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg. We krijgen snel het idee vaneen hopeloze wereld. De mondiale dreigingen zijn moeilijk te ontkennen en wegen onvermijdelijk op de toekomstperspectieven van jongeren. Daarnaast heeft een oplossing zoeken voor de wachtlijsten iets weg van het tweede werk van Hercules, toen hij de Hydra moest doden en er voor elke afgehakte kop twee nieuwe in de plaats kwamen: hoe meer geld je investeert in de geestelijke gezondheidsvoorzieningen, hoe langer de wachtlijsten worden.
Tegen dat licht gehouden was er ook verrassend nieuws. Voor het eerst in jaren is er vanuit scholen minder vraag naar steun voor kinderen en jongeren met leermoeilijkheden of autisme. Scholenzetten meer en beter in op brede basiszorg en wat minder op de kindgerichte ondersteuning, en daardoor neemt de druk af. Zelfs al kunnen we de wereldproblematieken niet oplossen, het is dus niet zo moeilijk om het voor kinderen beter te maken: als we niet te systematisch overgaan tot specialistische hulp, maar inzetten op brede, algemene hulp, komt er ademruimte.
Het is een paradox vanjewelste, maar als psychologen zich moeien met diagnostische labels of metspecialistische interventies, richten ze niet zelden meer schade aan dan er al was. In een essay dat zetwee jaar geleden voor The New York Times schreef, maakt psychologe Darby Saxbe van de University of Southern California dat op een vernietigende manier duidelijk: ze geeft het overzicht van drie studies naar het effect van grootschalige geestelijke gezondheidstrainingen in scholen, twee sociaalemotionele vaardigheidstrainingen en een mindfulnesstraining in Groot-Brittannië en inAustralië. Uit elke studie blijkt dat de tieners die het programma volgden, depressiever en angstiger werden, meer moeite hadden om hun emoties te beheersen en zelfs slechtere relaties hadden met hun ouders dan de controlegroep zonder de training. Ook Saxbe verklaart dat door het aanpraten van labels: zo schakelen jongeren makkelijker over van de gedachte “ik ben zenuwachtig voor eenexamen” naar “ik kan geen examen doen omdat ik angst heb” en die reframing ondermijnt hun veerkracht omdat ze alledaagse uitdagingen nu als onoverkomelijk beschouwen.
Toen ik in 1995 na een maand terugkwam van een verre reis, vond ik sporen in mijn appartement van Camilles tweede en – zo vernam ik later – derde poging. Ik nam mezelf mijn afwezigheid kwalijk en zocht haar dagelijks op, wist vaak niet wat te zeggen, luisterde vooral. Camille kwam ook even bij me wonen. Ze vroeg me vaak of ik akkoord ging met haar visies. Ik had er veelal geen mening over. Ze wisselde vaak van vriendjes, die ik fout of zelfs gevaarlijk vond. Ik zei niet altijd de juiste dingen.Maar het stoorde haar niet, ze bleef.
Mensen stappen soms uit het leven omdat ze geen plaats vinden. Op een gekke manier denken we soms dat we het leven kunnen verlaten alsof we er nooit geweest zijn of dat we er pas mogen zijn als we iets bijbrengen of als we niet te veel op anderen wegen. Maar de waarheid is dat al wie er nu eenmaal is, een onvervangbare plaats heeft tussen alle anderen en onherroepelijk deel uitmaakt van die anderen en dat wie weggaat, een gapende, pijnlijke leegte achterlaat. Toch twijfelen we ook makkelijk aan die evidentie, en die twijfel kan ieder van ons plagen, of we nu bipolair zijn, schots en scheef in elkaar steken of ‘normaal’ zijn. Voor die mentale pijnen, die geen ziektes zijn, hebben we laagdrempelige non-specialistische hulp nodig met algemeen gevormde psychologen en continuïteit van zorg – en minder gespecialiseerde centra met onoplosbare en onbetaalbare wachtlijsten.
En Camille, die heeft nu een ranke, mooie dochter van vijftien. We zijn nog altijd hartsvriendinnenen moeder en dochter stellen het goed.