Hersenonderzoek leert ons niets over mentale aandoeningen

Het biologische breinonderzoek heeft ons nauwelijks iets kunnen bijbrengen om mentale aandoeningen te verklaren, schrijft Ariane Bazan. Dat is een erg belangrijk inzicht: het psychische vraagt om een eigen wetenschap.

De Standaard, 23 april 2025.

Het religieuze gevoel onder jongeren neemt toe. Het gaat bovendien gepaard met een concreet engagement: zo kende de Semana Santa in Spanje vorige week een opvallend succes, met jongeren die zich actief inzetten voor verschillende broederschappen. Remco Evenepoel verklaart dat hij vaak bidt, en zanger-acteur Maksim Stojanac zegt dat hij regelmatig naar de kerk gaat. Mensen zijn op zoek naar zingeving – dat is ook volgens Hans Geybels, godsdienstwetenschapper aan de KU Leuven, de eerste verklaring voor dat fenomeen, zoals hij vorige week zei in het radio 1-programma De wereld vandaag. De grote verhalen van weleer, zoals het socialisme of het liberalisme, overtuigen niet langer. Francis Fukuyama voorspelde eind vorige eeuw “het einde van de geschiedenis”, waarbij de liberale democratie als eindpunt werd voorgesteld – een moment waarop, zo stelde hij, geen nieuwe of betere vorm van zingeving meer denkbaar zou zijn.

Sinds 1990, en zeker in het laatste decennium, ontwikkelt zich nochtans een ander belangrijk fenomeen, dat ook een deel van het verlies aan zingeving kan verklaren, maar waarvoor we opvallend blind zijn. We leven er midden in, en juist daardoor zien we het niet scherp. Maar over een eeuw of twee zullen we terugblikken op een cruciaal keerpunt. We merken het ook nauwelijks op, omdat het gaat om een afwezigheid – het uitblijven van bepaalde resultaten, waarin we alle hoop hadden gesteld.

Zijn we met zijn allen ‘beleefdheidshalve’ dat enthousiasme uit het begin van de jaren 90 vergeten, toen de eerste spectaculaire breinbeelden verschenen? De methodologische doorbraken die het mogelijk maakten het brein rechtstreeks in werking te zien – PET-scan, fMRI, magneto-encofalografie – volgden elkaar op, en tegelijk steeg ook bij het publiek de spanning. Eindelijk zouden we een inkijk krijgen in het intieme leven van de neuronen en de etherische geest van de mens; eindelijk zouden we de ons eeuwig ontsnappende geest kunnen vatten. Sinds 1990 liepen de wereldwijde investeringen in hersenonderzoek op tot miljarden euro’s, met grote nationale en supranationale programma’s zoals het Amerikaanse Brain Initiative (sinds 2013, met inmiddels meer dan 3 miljard dollar), het Europese Human Brain Project (2013–2023, met een uiteindelijke investering van circa 600 miljoen euro), en het Chinese China Brain Project (gestart in 2016 met naar schatting een half miljard euro). En hoewel dat heeft geleid tot nieuwe en meer gedetailleerde kennis van de hersenen, blijft de prevalentie van mentale aandoeningen wereldwijd stijgen, zijn klassieke behandelingen grotendeels onveranderd gebleven en heeft het hersenonderzoek de therapeutische praktijk niet wezenlijk getransformeerd.

We vergeten welwillend, en onbewust solidair met de prestigieuze onderzoekers, onze grote hoop van toen op een oplossing voor de psychische ziektes. We vergeten daarmee ook, terloops, de miljarden euro’s die geïnvesteerd werden. Maar dat de berg een muis heeft gebaard, ook al gaat dat met weinig misbaar gepaard, is niet zonder gevolgen. We zoeken andere toegangen tot zingeving en dat doen we vaker los van, of zelfs met een afkeer van de wetenschap. Dat is niet zonder gevaar, want zodra wetenschap ‘een overtuiging zoals een andere’ wordt, lonken duistere tijden waarin behalve religie ook bijgeloof welig tiert, met parallelle waarheden en eigenzinnige praktijken – zoals het weigeren van vaccinatie – waarvan we de autoriteit niet langer aan officiële instellingen overlaten, maar aan individuele intuïtie of alternatieve bronnen.

Opvallend is dat we de wetenschappers niet vragen om hun falen te verklaren en dat is een gemiste kans. Want we hebben wel degelijk iets fundamenteels ontdekt: het psychische gaat niet over neuronen. Dat psychologie geen breinwetenschap is, mogen we nu wel zeggen, nadat we er zo hard naar gezocht hebben – en dat is enorm. Met recht en reden kunnen we nu pas stellen dat de geest verzorgen niet een kwestie van biologie is, maar van psychologie. En dat doen we met taal, met woorden en woordbrokken, met rebussen en metaforen, en met verhalen – een volledig instrumentarium dus, dat vraagt om een eigen wetenschap, autonoom, los van de biologie. Niks geen einde van de geschiedenis, maar een heel nieuw begin.


Pour une psychologie autonome face à l’échec des neurosciences cliniques. Malgré des investissements massifs dans la recherche cérébrale depuis les années 1990, les avancées cliniques dans la compréhension et le traitement des troubles psychiques restent limitées. Ce constat conduit à repenser en profondeur l’idée selon laquelle les maladies mentales pourraient être expliquées par l’activité neuronale. La recherche en neurosciences révèle ainsi une donnée essentielle : la science du psychique n’est pas celle du cerveau. Le soin psychique ne relève pas de la biologie, mais de la psychologie – entendue comme une discipline fondée sur le langage, les récits, les rébus et les métaphores. Ce constat appelle à reconnaître une véritable autonomie scientifique de la psychologie, à côté des neurosciences, sans y être subordonnée. Il s’agit aussi de ne pas laisser les citoyens se détourner de toute approche scientifique, faute d’alternative crédible aux promesses non tenues des neurosciences.

De naam van de matroos

De naam van de matroos

Ariane Bazan

Donderdag 19 januari 2023 om 3.25 uur

Een van mijn eerste patiënten was een man met rituelen. Voor hij zijn koffie dronk, moest hij drie keer met de ­wijsvinger de bovenomtrek van zijn kopje afleggen, en drie keer om het oortje draaien. Mijn tussenkomst was de herhaling: ‘Kop, oortje?’ Dat herinnerde hem aan een operatie die hij als driejarige ­onderging, onder narcose. Na toediening van de anesthesie, via een masker dat ter hoogte van zijn oren rond zijn hoofd was bevestigd, was hij al tellend in slaap gevallen, om bij het wakker worden de tel te hervatten en zo de draad van het leven vast te houden. Die kanteling naar een andere lezing van de kop en het oortje werkte als een aderlating: de associaties gulpten eruit.

Een betekenaarsfenomeen, heet dat en het lijkt een van de gekste psychoanalytische voorstellen te zijn. Toch ­vallen die fenomenen wel op voor wie voorzichtig en met open geest luistert. In een koppel is de spanning te snijden en de ruzie barst helemaal los als blijkt dat de man de verkeerde olijven kocht. Verwijten vliegen in het rond: ‘Je weet toch dat ik die niet lust.’ De analyticus, die het verhaal te horen krijgt, zegt ­alleen ‘oh!-lijven’ en zo krijgt de spanning een lectuur op het niet onbelangrijk domein van hun seksuele omgang.

Die fenomenen vat Jacques Lacan ­samen onder het motto ‘het onbewuste is gestructureerd als een taal’ en één ­aspect van dat voorstel hebben mijn collega Giulia Olyff aan de ULB en ikzelf aan ­experimentele toetsing onderworpen. Het artikel verschijnt volgende week ­onder de titel We lossen rebussen op ­zonder dat we het weten. Een rebus ­bestaat uit prentjes waarvan je de ­namen aan elkaar moet rijgen om zo tot een nieuw woord te komen. Een equi­valent in het Nederlands van ons experiment gaat zo: op een scherm krijgt een proefpersoon het beeld van een mat te zien, naast het beeld van een roos. We vragen gewoon te kijken. Na vier seconden krijgt zij een woord te zien – hier bijvoorbeeld ‘schip’ – en daarop vragen we naar de eerste zes associaties die dat woord ‘schip’ bij haar oproepen. Het idee is dat de namen van de beelden, mat en roos, een eigen leven kunnen leiden, los van hun afgebeelde betekenis – zoals we in de consultatieruimte zien dat de namen van de dingen – kop, oor of lijven – een eigen weg kunnen gaan, los van hun eerste betekenis. Als dat zo is, dan kunnen ze ook op elkaar inhaken en ‘matroos’ vormen, een woord dat niets met de afgebeelde ­dingen te maken heeft. Als dat woord nu zelfs maar een beetje meer aanwezig is dankzij de beeldjes, dan zullen de proefpersonen iets vaker ‘matroos’ ­zeggen als associatie met ‘schip’. Uiteraard controleren we op spontane ­associaties, want wellicht ­maken mensen ook zonder de beeldjes te zien de associatie met ‘matroos’ bij het woord ‘schip’. Maar het ­resultaat is significant: met de beeldjes erbij geven mensen vaker de rebuslectuur. We halen er ten slotte nog de mensen uit die het ­experiment doorzien, maar ook zij die niet doorhebben wat er gaande is, lossen zonder het te weten rebussen op.

Dat de beelden van een mat en een roos het woord matroos oproepen, is hier om twee redenen onthutsend. Om te beginnen is er geen specifiek ­onderling verband tussen een mat of een roos en een matroos. Wat we tonen, zijn bovendien alleen de afbeeldingen van een mat en een roos, niet de woorden, en toch kun je de resultaten alleen verklaren als de benaming voor elk ding onbewust is opgeroepen, ook al nodigt niets daartoe uit.

We denken doorgaans dat de beelden van de ons omringende wereld hun betekenis direct aanwakkeren, en dat taal eerder een middel is, iets wat je ­gebruikt als je het nodig hebt. Toch ­moeten we veronderstellen dat de dingen om ons heen altijd ongevraagd hun talige associaties aanwakkeren. Ander, recent psycholinguïstisch onderzoek, zoals dat van Sarah Chabal in de ­Verenigde Staten, bevestigt dat trouwens. Die talige associaties kunnen bovendien ook van betekeniswereld ver­anderen: een olijf kan onbewust aan een lijf doen denken en een koffiekop aan een hoofd.

Psychologie is een jonge wetenschap, ze maakt dezelfde denkfouten als de biologie in de 18de eeuw: teleo­logisch redeneren, de redenering afbuigen naar het gewenste resultaat. We verwerpen dat gekke idee dat wie twist over olijven, soms ook twist over lijven: zo dom kunnen we toch niet zijn, is het argument. Betekenaarsfenomenen kunnen niet bestaan omdat ze niet mogen bestaan, omdat redelijkheid de norm moet zijn. Met het rebusonderzoek kunnen we die evidentie ontkrachten: we kunnen op elk ogenblik onredelijke verbanden ­leggen ­zonder het te beseffen. Dat is geen corrigeerbare ­afwijking, maar de condition humaine.

  • Reactie in De Standaard, 26.01.2023: “Het talige onbewuste behoort tot het rijk der fabels”,  Durk Talsma, Johan Braeckman, Maarten Boudry, Filip Buekens.