Waarom mensen steeds hetzelfde trauma willen herbeleven

De basismodule voor het effect van het verleden is niet herinnering, maar herhaling, schrijft Ariane Bazan. Daarom zoeken mensen steeds weer dezelfde miserie op.

De Standaard, donderdag 14 mei 2025.

Het was moeilijk om deze week geen verband te zien tussen de beelden van de uitgehongerde inwoners van Gaza en die van de uitgemergelde overlevenden uit de naziconcentratiekampen. Ik besef dat die vergelijking een gevaarlijke evenwichtsoefening is, met het risico op beschuldiging van antisemitisme.

Nu kreeg ik deze week ook onthutsend nieuws over een vroegere patiënt, die te maken kreeg met een soort morbide herhaling in zijn leven. Toen Henk bij me op consultatie kwam, was zijn relatie met zijn eerste vrouw net beëindigd. Door de gesprekken heen kwam er rust en hij trouwde opnieuw.

Op een opendeurdag vorig weekend, zei aan het tafeltje naast mij een vrouw, hoorbaar voor iedereen, dat ze “op slag bij haar ex vertrokken was, toen ze plots haarscherp besefte dat langer bij Henk blijven haar fataal zou worden”. Ik keek om en herkende de dame: het was Henks tweede vrouw. Een koude rilling liep over mijn rug: dat waren exact dezelfde woorden die Henks eerste vrouw had gebruikt bij haar vertrek. Zij was toen, met meerdere maagzweren en sterk verzwakt, in het ziekenhuis opgenomen, en verbrak daarna de relatie.

Henk had als pasgeborene eerst zijn vader verloren. Toen hij vier was, stierf ook zijn moeder aan een overdosis. Als je te maken hebt met trauma, zeker met vroeg en zwaar trauma, dan probeer je in je verdere leven onbewust dat trauma te herhalen, vertel ik de volgende dag in mijn les. We hebben het mis over hoe de mens omgaat met zijn verleden. We denken dat we mentale plaatjes maken van wat we beleven, en dat we achteraf de donkere beelden weggooien om alleen de fijne te bewaren. Dat is hoe we het graag willen, en daarom verklaren we het tot norm: wat fijn is, zoeken we te herhalen en wat pijnlijk is, vermijden we. Alsof we van bij de geboorte over een mechanisme kunnen beschikken dat selecteert wat blijft en wat verdwijnt.

Dat is natuurlijk een beetje tovenarij. De biologische materie vanwaaruit een psychisch systeem vorm krijgt, is in wezen waardevrij – het is een “meedogenloos onverschillige” natuur, zoals de bioloog Richard Dawkins schrijft. Onze weefsels zijn niet georganiseerd om ons geluk of plezier te laten beleven, maar om ons te laten overleven en erop toe te zien dat we ons voortplanten.

Om te kunnen overleven, zijn we wel biologisch uitgerust om ‘evenementen’ te onderscheiden van ‘gebeurtenisloze belevingen’ en om ons door die gebeurtenissen te laten veranderen. Alles wat onverwacht of heftig is, lokt een dopaminerge reactie uit, waardoor neuronale trajecten sensitief worden. Wat zo wordt geregistreerd, is niet de gebeurtenis zelf, maar wat we op dat precieze moment doen met ons lichaam, onze blik, onze gedachten. Wordt later een van die reacties opnieuw uitgelokt, dan worden de andere handelingen mee aangezet.

Precies daarom is de basismodule voor het effect van het verleden niet herinnering, maar herhaling. Als die herhaling een aangename sequentie oproept, spreken we over een “mooie herinnering”. Als ze nuttig blijkt, noemen we het “leren” of “ervaring”. Maar eigenlijk werkt ons mentale systeem op net dezelfde manier als we eerdere miserie opnieuw opzoeken.

Wat Henk doet, vertel ik verder aan mijn studenten, is herhalen. Als kind weet hij het overlijden van zijn ouders aan zichzelf – want dat is wat kinderen doen. In zijn mentale beleving is hij ‘dodelijk’ geweest voor de mensen die hij het liefst zag. Om van dat trauma te genezen, probeert hij nu te bewijzen dat geliefden hem kunnen “overleven”, ook al richt hij onbewust bijzonder veel schade aan. Herhalingsdwang is demonisch, schrijft Freud.

Henk en zijn partners betalen een zware prijs voor zijn onbewuste herhaling en niets garandeert dat hij een vrouw zal vinden die zijn destructiviteit kan trotseren en zo zijn herhalingsdwang kan stoppen.

Maar ook op het wereldtoneel wordt een zware prijs betaald. Wat de inwoners van Gaza betreft, lijkt het me geenszins antisemitisch of vergoelijkend om te stellen dat het onnoemelijke leed dat de Joden werd aangedaan, in het leed van de Palestijnen een demonische herhaling vindt.

Maar voorbij dat rechtstreekse leed, lijkt er onbewust nog een andere partij betrokken te zijn bij de herhaling: de zwijgende of medeplichtige buur – een overgroot deel van Europa toen – wiens zwakke of laffe houding ook diep heeft gekwetst. Nu we opnieuw beelden te zien krijgen van duizenden verdwaasde en uitgehongerde burgers is de vraag: zal de wereld ook nu weer zwijgend, vergoelijkend en zelfs medeplichtig toekijken?

Pourquoi les humains souhaitent-ils rejouer les mêmes traumatismes ? La répétition, et non la mémoire, est la principale voie par laquelle le passé continue d’agir. Face à des traumatismes précoces, les individus rejouent souvent inconsciemment les mêmes situations douloureuses, dans l’espoir d’en modifier l’issue. Ce phénomène, que Freud appelait la “compulsion de répétition”, se manifeste aussi bien dans les trajectoires individuelles que dans les dynamiques collectives. Un exemple clinique montre comment un homme reproduit les mêmes relations destructrices, avec pour enjeu la réparation d’un traumatisme inaugural. Cette répétition inconsciente engendre une souffrance écrasante, tant pour les victimes que pour les témoins. À l’échelle mondiale, certains conflits réactivent également des blessures historiques non résolues. Et alors que nous voyons à nouveau des images de civils hagards et affamés, une question cruciale se pose : le monde restera-t-il, une fois encore, silencieux, complaisant — voire complice ?

Onderschat de psychische impact van een vonnis niet

Geen straf voor verkrachting leidt tot een gevoel van straffeloosheid, schrijft Ariane Bazan. De dader een cursus traumapsychologie en psychoseksualiteit laten volgen ware beter geweest.

De Standaard, 4 april 2025.

Hoe gevoelig de strafmaat ligt bij een rechterlijk vonnis, bleek nog maar eens na de merkwaardige opschorting voor de 24-jarige geneeskundestudent uit Leuven, die schuldig is aan verkrachting. Als we een ander schade berokkenen – en dat doen we zodra we die persoon als een ding behandelen, wat hier kennelijk het geval was – is er schuld. De rechtspraak kan erop toezien dat we als groep, inclusief de dader, toch weer samen verder kunnen. Het vonnis, met inbegrip van de strafmaatregel, maakt dat mogelijk. Het zegt aan de dader: “Door deze mens te schaden, heb je de hele groep geschaad. We zetten je niet definitief uit de groep, maar je moet nu wel deze straf uitzitten om opnieuw een volwaardige plaats in de groep te kunnen innemen.”

Schuldbesef is niet in steen gebeiteld omdat de dader er expliciet en authentiek blijk van heeft gegeven. Als er geen of een te lichte straf is, kan het idee van straffeloosheid ontstaan, ook al hebben we schuldinzicht getoond. Mensen zijn niet zonder grensoverschrijdende foute gedachten. Bij een te lichte straf kan bij de dader het idee ontstaan dat hij er nog licht van af is gekomen en dat het dus misschien wel de moeite waard was. Omgekeerd, als de straf onredelijk zwaar is, krijgen we het bijzonder moeilijk en stapelen we rancune op: “Ik heb inderdaad een misstap begaan, maar deze straf is buiten proportie, ik word oneerlijk behandeld.”

Een correcte rechtspraak met een proportionele straf voorkomt beide reacties. Een straf heeft dus niet alleen een sociaal nut – het voorkomen van recidive – maar heeft ook en vooral mentale effecten. Net die mentale effecten zijn bepalend voor recidive. Op een paradoxale manier bevordert zowel het gevoel van straffeloosheid – “ik word toch niet gestraft” – als het gevoel van rancune – “de groep behandelt me toch niet fair” – de kans op recidive.

Aangepaste strafmaatregel

In dit concrete geval was een aangepaste strafmaatregel misschien een beter idee geweest. De jongeman geeft daar zelf de aanzet toe als hij zich bereid toont om vragen te beantwoorden en in gesprek te gaan. Justitie zou aangepaste strafmaatregelen in die richting kunnen uitspreken, zoals het verplicht volgen van een cursus traumapsychologie en psychoseksualiteit, of het verplicht deelnemen aan herstelgerichte conferenties. Dat zijn begeleide gesprekken waaraan daders, slachtoffers en andere betrokkenen (zoals familieleden of vrienden) op vrijwillige basis kunnen deelnemen. Omdat de strafmaatregel uitsluitend de dader moet treffen, gaat het uiteraard nooit over daders en slachtoffers van hetzelfde delict. Toch leiden zulke herstelgerichte conferenties vaak tot emotionele uitwisselingen die alle deelnemers door elkaar schudden. Het gevolg is een stukje vermenselijking, met het directe besef hoe misdaad mensenlevens schaadt, maar ook met het besef hoe snel mensen – alle mensen, ook zij van wie we het niet meteen verwachten – misstappen kunnen begaan. Zo’n cursus volgen of deelnemen aan zulke gesprekken verplicht een dader om een stuk van zijn tijd en van zijn aandacht te geven en op die manier zijn schuld af te lossen en tot inzicht te komen.

Dynamiek van wraak

Een strafmaatregel in die aard kan een tegengif zijn tegen de woekering van het gevoel van straffeloosheid en kan door haar proportionaliteit tegelijk rancune voorkomen. In een rechtsstaat is het essentieel om de strafmaatregel los te koppelen van de slachtofferbegeleiding: wat er moet gebeuren met de dader wordt niet afgestemd op wat het herstel van het slachtoffer bevordert. Dat lijkt hard, maar het is essentieel om een dynamiek van wraak te voorkomen. Toch zal een juiste aanpak van de dader zowel het slachtoffer als de groep helpen om makkelijker tot berusting te komen. Zonder dat die berusting het doel is van zo’n aangepaste strafmaatregel, zou het er uiteraard een welkom gevolg van kunnen zijn.


Ne sous-estimons pas l’impact psychique d’un verdict. Un jugement juste et proportionné ne se limite pas à prévenir la récidive : il permet au coupable d’assumer sa faute et de retrouver une place dans la société. Une peine trop légère peut entretenir l’idée que l’acte en valait la peine, tandis qu’une sanction trop lourde risque de nourrir le ressentiment et le sentiment d’injustice. Dans l’affaire récente d’un étudiant reconnu coupable de viol, mais qui n’a pas été condamné à une peine effective, une mesure alternative aurait peut-être été plus adaptée — comme l’obligation de suivre un cours de psychosexualité ou de psychologie du traumatisme, ou encore la participation à des conférences restauratives. Ces dispositifs visent à favoriser la prise de conscience des conséquences humaines d’un acte délictueux, tout en évitant la confusion entre la sanction infligée au coupable et la réparation attendue par la victime. Ils ouvrent également un espace pour l’humanisation — ou la réhumanisation — des rapports, condition nécessaire à toute forme de reconstruction individuelle et collective.

Ne sous-estimons pas l’impact psychique d’un verdict. Un jugement juste et proportionné ne se limite pas à prévenir la récidive : il permet au coupable d’assumer sa faute et de retrouver une place dans la société. Une peine trop légère peut entretenir l’idée que l’acte en valait la peine, tandis qu’une sanction trop lourde risque de nourrir le ressentiment et le sentiment d’injustice. Dans l’affaire récente d’un étudiant reconnu coupable de viol, mais qui n’a pas été condamné à une peine effective, une mesure alternative aurait peut-être été plus adaptée — comme l’obligation de suivre un cours de psychosexualité ou de psychologie du traumatisme, ou encore la participation à des conférences restauratives. Ces dispositifs visent à favoriser la prise de conscience des conséquences humaines d’un acte délictueux, tout en évitant la confusion entre la sanction infligée au coupable et la réparation attendue par la victime. Ils ouvrent également un espace pour l’humanisation — ou la réhumanisation — des rapports, condition nécessaire à toute forme de reconstruction individuelle et collective.

De zaak-Pelicot: de gewelddadige variant op de fantasie van de schone slaapster

De Standaard, 5 december 2024

De vijftig mannen die Gisèle Pelicot verkrachtten, kickten op haar bewusteloze toestand,schrijft Ariane Bazan. We moeten ons afvragen wat mensen ertoe aanzet een erotische fantasie zo gewelddadig in de praktijk te brengen.

Vorige week kende in de rechtbank van Avignon het wellicht geruchtmakendste verkrachtingsproces uit de Franse geschiedenis zijn voorlopige beslag. Dominique Pelicot (71) staat samen met vijftig andere mannen terecht voor de verkrachting van zijn vrouw, Gisèle Pelicot. De aanklagers eisen gevangenisstraffen van vier tot twintig jaar voor de 51 beklaagden. Het vonnis wordt later deze maand verwacht.

In 2011 begon Pelicot zijn vrouw “aan te bieden” op een gespecialiseerde site via een advertentie met de veelzeggende titel “Buiten haar medeweten”. Hij mengde telkens slaapmiddelen door haar voeding, waarna de beschuldigde mannen haar konden verkrachten terwijl ze compleet bewusteloos en van de wereld was. Dat was al een tiental jaar aan de gang toen een bewaker in een supermarkt Dominique Pelicot in september 2020 betrapte op voyeurisme. Dat leidde tot de inbeslagname van computermateriaal met honderden expliciete verkrachtings­video’s. Op basis van dat beeldmateriaal werden de beklaagden geïdentificeerd.

Het proces is opmerkelijk, zowel door zijn omvang als door zijn uitzonderlijke karakter. De bewusteloze toestand van Gisèle Pelicot zet meteen alle typische pogingen tot victimblaming (“haar houding of kledij suggereerden dat ze erom vroeg”) schaakmat. Ook de overvloed aan filmisch bewijsmateriaal is uitzonderlijk. Bijna alle daders betwistten in eerste instantie dat het om verkrachting ging en beweerden deel te nemen aan een fantasiespel dat het koppel onderling had bedacht. Pas toen ze geconfronteerd werden met de beelden waarop de bewusteloze Gisèle Pelicot en het soms brute geweld te zien waren, lieten de daders de ontkenningsstrategie varen.

De ernst van de gebeurtenissen ontkennen is een hardnekkig fenomeen, zoals onlangs ook bleek na de gevallen van spiking in Kortrijk. Daar dienden zestien jonge vrouwen een klacht in voor verkrachting onder invloed van ketamines, die ze buiten hun weten toegediend kregen in het uitgaansleven.

Het proces-Pelicot kreeg ook een uitzonderlijk politieke dimensie toen Gisèle Pelicot in september onverwacht de beslotenheid van het proces ophief en toestemming gaf om het beeldmateriaal vrij te geven. Door die moedige zet keerde ze de rollen om en zette ze haar man en de 50 andere beklaagden voor de ogen van de wereld in hun blootje.

De feiten voeden het idee van een ‘verkrachtingscultuur’, waarbij seksueel geweld mee het gevolg is van de dominantie van mannen over vrouwen in een patriarchale samenleving. Ook in dat opzicht is dit proces bijzonder boeiend. Vooreerst zijn er de woorden van Gisèle Pelicot zelf: “Ik draag deze strijd op aan alle mensen, vrouwen en mannen, die over de hele wereld het slachtoffer zijn van seksueel geweld.” Hoewel ze makkelijk open deuren had kunnen intrappen, verraste ze opnieuw met die politiek verbindende woorden.

Nog een ander aspect van de zaak bemoeilijkt een karikaturale, patriarchale lezing. Pelicot en haar naasten benadrukten herhaaldelijk de cruciale rol van de bewaker die haar man betrapte terwijl hij filmde onder de rokken van klanten in de supermarkt. Over voyeurisme wordt vaak lacherig gedaan, maar in dit geval was de bewaker erg doortastend. In niet mis te verstane bewoordingen gaf hij te kennen: “Je bent een smerige viezerik. Je mag van geluk spreken. Ik zweer het je, als het mijn moeder was, had ik je kop eraf gerukt.” We weten ondertussen dat die interventie wellicht Gisèle Pelicots redding is geweest: haar gezondheidstoestand verslechterde zienderogen door de aanhoudende toediening van slaapmiddelen.

Sociologische analyses omtrent het patriarchaat zijn dus misschien te veralgemenend om tot de vragen te komen die er echt toe doen. Dominique Pelicot, die geen geld vroeg aan de andere verkrachters, kickte wellicht louter op de verregaand sadistische fantasie van zijn vrouw over te leveren aan andere mannen. De mannen die langskwamen, kickten dan weer op haar bewusteloze toestand, in een bijzonder gewelddadige variant van de fantasie van de ‘schone slaapster’, die ook in de mythologie en de literatuur terugkomt. De klinische ervaring leert dat grensoverschrijdende fantasieën zowel bij mannen als bij vrouwen de seksuele opwinding voeden, maar veelal beperkt blijven tot gedachten, die soms uitgesproken en vertolkt worden binnen de intimiteit tussen instemmende partners.

De echt belangrijke vraag is dan ook: wat kan ertoe leiden dat die fantasie kantelt naar misdadige uitingen van seksuele transgressie? Daarin kunnen culturele factoren een rol spelen. Maar misschien is het minder dringend om een sociologisch profiel op te stellen van een identificeerbare groep waarbinnen het kwaad zou huizen, dan wel om te begrijpen hoe seksuele opwinding functioneert, en waarom ze soms ontspoort. Die vraag, die een intrinsiek psychologische vraag is, belooft wellicht bij te dragen tot een grotere onderlinge verstandhouding tussen mensen, in alle kleuren en varianten.

L’affaire Pélicot : la version violente du fantasme de la Belle au bois dormant
L’affaire Pélicot donne de la consistance à l’idée d’une ‘culture du viol’, alors que Mme Pélicot elle même s’exprime en des termes pacifiants quant à une potentielle opposition entre hommes et femmes. Les analyses sociologiques sur le patriarcat sont peut-être trop généralistes
et il pourrait être moins urgent d’établir le profil sociologique d’un groupe identifiable au sein duquel le mal serait présent, que de comprendre comment fonctionne l’excitation sexuelle et pourquoi elle déraille parfois. Dominique Pélicot jouissait probablement du fantasme sadique de livrer sa femme à d’autres hommes, alors que ceux-ci jouissaient peut-être de l’état inconscient de Mme Pélicot, dans une variante particulièrement violente du fantasme de la « belle au bois dormant ». L’expérience clinique montre que les fantasmes transgressifs alimentent l’excitation sexuelle chez les hommes comme chez les femmes, mais qu’ils se limitent le plus souvent à des pensées, parfois exprimées voire même mises en scène, dans l’intimité entre partenaires consentants. Qu’est-ce qui peut faire basculer ces fantasmes vers des actes criminels ? Cette question, intrinsèquement psychologique, permettrait de contribuer à une meilleure compréhension mutuelle entre humains de tous genres.

In tijden van rampspoed reageren mensen soms verbazend nuchter

We lijken inderdaad af te stevenen op een rampzalige toekomst, schrijft Ariane Bazan. Maar dat hoeft niet einde verhaal te betekenen.

De Standaard, donderdag 27 juni 2024.

“De herinnering aan een oorlog gaat drie generaties mee, daarna komt er vaak een nieuwe oorlog”, zegt Arnon Grunberg in DS Letteren dit weekend. In België scoort Vlaams Belang als nooit tevoren. In Frankrijk ontbindt president Emmanuel Macron de Assemblée Génerale en tellen we af naar beslissende verkiezingen waarbij voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis het extreemrechtse Rassemblement National (RN) een realistische gooi naar de macht doet. In Le Monde Diplomatique van deze maand staat een kaart van een geelbruin Europa waarbij in ongeveer elk land het cordon sanitaire rond extreemrechts het begeeft, niet alleen voor regeringsdeelname, maar ook rond het gedachtegoed, dat nu de denkwereld van velen binnendringt.

Het linkse volksfront, dat in Frankrijk in ijltempo werd opgericht, verwijst met Nouveau Front Populaire naar de naam van de coalitie van linkse partijen die in de jaren 30 het hoofd bood aan het fascistische gevaar. Ook de wereldsituatie polariseert. Zo houden mediadebatten rekening met de rol van Donald Trump alsof hij al opnieuw verkozen is. We voelen de hete adem van oorlog en rampspoed in de nek.

In de geschiedenis komt alles altijd terug en komt alles altijd op een andere manier terug – en tussen die beide vaststellingen ligt een smalle straat van hoop. De Franse filosoof Jacques Derrida maakt zo een verschil tussen avenir en futur. Le futur, zo schrijft hij, “is het voorspelbare, wat we nu in onze agenda voor de toekomst inschrijven”. L’avenir, daarentegen, is “het onvoorspelbare: het is wat ons overkomt, wat we niet hadden ingecalculeerd en toch gebeurt”.

Voorbij de theorie van de drie generaties is ook het nederig makende effect van de nazikampen aan het wegebben. Die ongeziene concentratie van ontmenselijkend en wreedaardig geweld op industriële schaal heeft velen van ons de maat doen nemen van de verschrikkingen waartoe mensen in staat waren – mensen van wie we aanvoelen dat ze niet zo verschillend zijn van ieder van ons.

Die verschrikking heeft ons zeker een halve eeuw tot bescheidenheid aangemaand, een bescheidenheid die ons ertoe kon brengen het hogere goed boven het eigenbelang te plaatsen. Met de slogan “nooit meer oorlog” voorop hebben we in sneltempo regulerende instellingen zoals de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap uit de grond gestampt. Er kwam gedurende zeventig jaren een mooie beschavingstijd, maar de kampen liggen nu drie generaties achter ons en we voelen het levensbelang van het gemeenschappelijke minder scherp. We trekken ons allemaal wat terug uit de groep, en we denken opnieuw: “Zo’n vaart zal het wel niet lopen.” Ook vanuit die logica bekeken moeten we misschien nogmaals het ergste vrezen.

Het lijkt er inderdaad op dat we op een voorspelbare manier op een vrij rampzalige toekomst afstevenen. Toch kun je dit doemverhaal ook vergelijken met het koorlied uit het stuk Zeven tegen Thebe, dat zich, gedragen door de fluitmuziek van de grote God Pan, als een geritsel razendsnel verspreidt, als een Tiktok-gerucht over de draden van een wereld­netwerk. Voor Eteocles, de koning van Thebe, is het geen eenvoudige taak om het hoofd koel te houden, want “de vijanden staan aan de zeven stadspoorten” en ze bedreigen “vrouwen en kinderen”, zingt het koor. Panisch vrezen de Thebanen dat ze weer tot slavernij gedwongen zullen worden, vervangen door barbaren, en dat het einde van de beschaving is ingeluid. Maar de wijze Aischylos legt Eteocles treffende woorden in de mond: “Laat je niet door Pan verleiden en houd op met dat gejammer. Doem- en schrikbeelden blijven beelden”, antwoordt hij aan het koor, “en vooralsnog gaan we niet dood van beelden.” Waarna Eteocles, poort na poort, uitdaging na uitdaging, krachtdadig de vijand verslaat.

Aan de zevende poort, waar zijn broer Polyneikes zal aanvallen, vat Eteocles zelf post. Beiden zijn de zonen van de incestueuze Oedipus en Eteocles weet dat als hij het tegen zijn broer opneemt, ze allebei zullen sterven: dat voorspelt de vloek die op hen rust. Maar zijn dood betekent meteen ook de zekerheid dat Thebe finaal gered zal worden. Aischylos wil geen eng pleidooi houden voor absolute zelfopoffering. Wel geeft hij ons de tijdloze boodschap dat wanneer rampspoed en paniek op de agenda komen, dat niet noodzakelijk einde verhaal hoeft te betekenen: mensen reageren niet alleen panisch, maar soms ook met een verbazende nuchterheid en daadkracht, en met een hernieuwde zin voor het gemeenschappelijke goed.

Quand sonne l’heure de la catastrophe, nous réagissons aussi avec discernement.

Trois générations nous séparent des camps de concentration. L’histoire montre qu’en trois générations nous perdons l’urgence du bien commun, l’urgence qui nous avait amené à la construction des grandes institutions après la seconde guerre mondiale, les Nations Unis et la Communauté Européenne entre autres. Or, même si nous avançons vers ce nouvel effondrement, Eschyle dans “Les Sept contre Thèbes” montre que l’histoire ne s’arrête pas là. Il met en scène Etéocle qui, contenu, intelligent, courageux, s’emploie d’abord à déconstruire efficacement la rumeur qui sème la panique, et ensuite à déployer une stratégie pour affronter une à une les sept portes, par où l’ennemi rentrera dans la ville. Il se place à la septième, avec certitude qu’il gagnera cette bataille, puisque l’oracle l’avait prédit, et en plaçant le bien commun avant son intérêt personnel.

Eerst moet het geweld stoppen, dan pas kunnen we ons om de waarheid bekommeren

Wie niet rechtstreeks betrokken is in het conflict in het Midden-Oosten, moet vooral kalm en nuchter blijven, schrijft Ariane Bazan. Sophocles reikt ons daartoe handvatten aan in de persoon van Antigone, de dochter van Oedipus.
Ariane Bazan
Donderdag 9 november 2023 om 03:00

https://www.standaard.be/cnt/dmf20231108_96510365

Laios, de koning van Thebe in het Oude Griekenland, verkracht een jongen die aan hem was toevertrouwd. Die jongeling hangt zichzelf uit schaamte op, waarna zijn vader de vloek van Apollo afroept over Laios en zijn nakomelingen. Wanneer die, ongerust over die vloek, het orakel van Delphi raadpleegt, zegt de hogepriesteres: ‘Als uit jouw verbintenis met koningin Iocaste een mannelijke erfgenaam wordt geboren, zal hij zijn vader doden en zijn moeder huwen.’ Laios stoot daarom de zoon af die kort daarop wordt geboren en die dan, dankzij een herder, door het koningspaar van Korinthe wordt opgevoed. Oedipus, zo heet het kind, groeit op tot een trotse jongeman en hij krijgt tijdens een ruzie te horen dat hij een bastaardzoon is. Wanneer hij daarop het orakel raadpleegt, hoort hij dezelfde voorspelling: ‘Je zult je vader doden en je moeder huwen.’ Op zijn terugreis van Delphi kruist hij een oude man. Geen van beiden wil opzijgaan om de ander door te laten en Oedipus slaat de oude man dood. Zwervend komt hij zo aan de toegangspoort van Thebe, die sinds de dood van Laios wordt afgeschermd door een sfinx die aan iedereen die binnen wil een raadsel oplegt. Oedipus kan zonder verpinken antwoorden en verlost de stad. Als beloning mag hij koningin Iocaste huwen. Maar de pest treft Thebe en het orakel geeft aan dat Oedipus de moordenaar van koning Laios moet vinden. Het onderzoek maakt snel duidelijk dat hij zelf de man is die Laios, zijn vader, heeft vermoord en dat hij zijn moeder heeft gehuwd. Het orakel heeft zich voltrokken. Iocaste hangt zich op en Oedipus steekt zich de ogen uit. Het geweld ketst naar de volgende generatie en de twee zonen van Oedipus doden elkaar in een machtsstrijd. Het is pas Oedipus’ dochter, Antigone, die de machtswellust radicaal een halt toeroept en de kant van de beschaving kiest. Zij geeft de broer, die onbegraven moest blijven, alsnog een graf en moet die daad met haar leven bekopen.

In de dodelijke strijd tussen Israël en Hamas zoeken we manieren om de aanvallen al dan niet tegenover elkaar te stellen. We zijn het er snel over eens dat de brutale aanvallen van beide kampen ondraaglijk, onmenselijk en laakbaar zijn. De ‘maar’ die daarop vaak volgt en die Ignaas Devisch (DS 24 oktober) terecht hekelt, is een ‘maar’ die aangeeft hoe we toch een onderscheid willen maken. ‘Maar’ het Palestijnse volk wordt al generaties onmenselijk gebrutaliseerd en dat vormt een voedingsbodem van haat waaruit Hamas kan blijven putten. ‘Maar’ het Israëlische leger heeft hogere ethische standaarden omdat het geen menselijke schild inzet en enigszins burgerslachtoffers probeert te vermijden. We zien dat het effect van zo’n ‘maar’, los van het waarheidsgehalte, telkens olie op het vuur is voor het andere kamp. Zich onthouden van ‘maar’ is daarom soms op zich een daad van vrede. Dat vergt inspanningen, omdat we het net als onze plicht zien om aan te klagen. Er zijn ook altijd, en terecht, betrokken mensen die getuigen en aanklagen. Daarom heeft wie in een gepolariseerd conflict net iets minder emotioneel betrokken is, de plicht om nuchter en kalm te blijven. Niet omdat we geen standpunt hebben, niet omdat we de strijd voor de waarheid opgeven, maar omdat voor alles het geweld moet stoppen – omdat geweld dat geweld uitlokt, ook de zaak voor de waarheid doet verzinken.

Lees ook
Waarom de Holocaust een politiek wapen blijft in het Midden-Oosten

In de familielijn van Laios deint het geweld doorheen de generaties. Oedipus, die verminkt werd en ter dood opgehangen, put hoogmoed uit die vernedering. Hij duldt niet dat iemand in zijn weg staat, laat zich niet door het orakel hinderen en lost onvervaard het raadsel van de sfinx op. Die helderziendheid is de andere zijde van zijn verblinding voor zijn geschiedenis: Oedipus kan niet de maat nemen van de ‘banale’ menselijke angst die zijn vader ertoe bracht hem af te stoten. Integendeel, hij put trots uit zijn uitzonderingspositie. Precies door die verblinding, die zijn wortels heeft in geweld, herhaalt zich de cyclus van dood en incest. Dat dit verhaal geen verdoemenis wordt – wij, mensen, zijn verloren omdat we de grenzen tarten van waar de waarheid nog effect heeft – is alleen aan Antigone te danken. Niet haar pleidooien, maar haar bescheiden handelen – haar minzaam begeleiden van haar schuldige vader, en haar kordate maar radicale keuze voor de beschaving – stopt de geweldspiraal in haar afstammingslijn. Sophocles, die er niet van verdacht kan worden om met die parabel partij te trekken voor het Joodse volk, of voor de Palestijnse zaak, reikt over de millennia heen handvatten voor de zaak van alle mensen.

Ariane Bazan is hoogleraar klinische psychologie en psychopathologie (ULB en Université de Lorraine). Haar column verschijnt vierwekelijks op donderdag.

Achter termen als ‘collaboratie’ en ‘misbruik’ schuilt het verhaal van nog ne mens, en nog ne mens, en nog ne mens

Als we ons met oud zeer bezighouden, moeten we het zeer precies benoemen, schrijft Ariane Bazan. Anders wordt het trauma wel geschiedenis, maar geen verleden.

Donderdag 12 oktober 2023 om 03:00

https://www.standaard.be/cnt/dmf20231011_96138202

‘Alles ongedaan maken tot aan mijn twaalfde – of heel mijn leven, alles ongedaan maken tot aan het begin. Met een schone lei beginnen. Ik moet boeten voor andermans zonden, voor de zonden van mijn grootvader.’

Ik ontmoet Hervé in het psychiatrisch centrum. Zijn grootvader kwam verwoest uit de loopgraven, maakte kinderen, misbruikte zijn dochters en schoot zichzelf tenslotte een kogel door het hoofd. Hervé had tot zijn vijftiende met zijn ouders en zijn halfbroer ­samengewoond. Die halfbroer was de zoon van zijn moeder en haar vader – zijn grootvader, dus.

Hervé zelf kreeg geregeld gewelddadige gedachten en om die af te wenden hielp het hem om op dat ogenblik achteruit te lopen. Hij dwong zo ook anderen om achteruit te lopen. Toen hij op een dag een koe uit de stal verwoed achteruit duwde, werd hij voor het eerst in het psychiatrisch centrum opgenomen.

Seksueel trauma was een terugkerend thema in de gesprekken met die patiënten, vaak historisch verbonden met de oorlogen of met de kerk, niet zelden met beide. Het toeval wil dat beide thema’s zich de laatste weken op de Vlaamse televisie opdringen met de documentairereeks Godvergeten en met de verfilming van Wil, de roman van Jeroen Olyslaegers.

Wat had je zelf gedaan in die situatie? Dat zou de centrale vraag van de film zijn, ook al omdat we weer voor grote dilemma’s staan, en dat onze toekomst van onze keuzes afhangt. We denken dat we, als het echt moet, grotendeels redelijk kunnen zijn. Dat we voorrang kunnen geven aan oplossingsgericht denken en in het licht van groot onheil, zoals een klimaatcrisis, klaarstaan om die oplossingen in groten getale aan te hangen – al was het maar omdat het onze enige uitweg is. Als de wereld in brand staat, is het niet het moment om oude koeien uit de gracht te halen en zelf een vuurtje op te poken over die oude kwesties.

Maar dat is nu net wat mensen wél doen. We moeten een planetair klimaatbeleid uitbouwen en het brandt tussen Rusland en Oekraïne, tussen Hamas en Israël, en op nog veel andere plaatsen. We moeten met België klimaatdoelstellingen en sociale doelstellingen halen, maar we kibbelen over wie de eerste of de echte racist is. Zelfs met vuurhaarden vlak bij huis, kunnen we het niet laten om een boompje op te zetten over ‘oude kwesties’.

Wie die tegenstelling wil vatten, moet zowel de film als de documentairereeks bekijken. ‘Achteraf werd er zo veel mogelijk gezwegen en is de dag van gisteren direct geschiedenis’, is de slotsom van Wil. Mensen die rauw geweld hebben gezien, aangedaan of ondergaan, ‘moeten voort met hun levens’. Ze stappen uit de ene scène van de geschiedenis zonder meer naar de volgende, omdat ze op dat ogenblik ‘niet anders kunnen’.

Dat is nu net de manier waarop een trauma geschiedenis wordt zonder ver-leden te worden. Er viel aan die oerscènes eigenlijk nog veel te lijden, maar de pijnlijke verwerking wordt uitgesteld, naar later in het leven, of naar latere generaties. Die worden dan ‘het kind van de rekening’, de rekening van Olyslaegers levensvraag, die ook die is van Hervé, die van de Godvergeten-kinderen en van zo veel andere mensen: wiens rekening betaal ik en tegen welke prijs?

Om die rekening te verzachten is ‘het enige tegengif waarheidsspreken’, zoals psychiater Peter Adriaenssens het stelt: ‘We moeten de dingen durven te benoemen.’ Hij doelt op de feiten van kindermisbruik in de kerk, maar dat geldt voor elk onverwerkt trauma dat ons bij de lurven grijpt wanneer we aan de toekomst willen bouwen. Het komt eropaan de dingen te zeggen zoals ze waren, de beelden te hernemen waar we ze gelaten hadden, toen wij, of onze voorgangers, die scène uitstapten.

Dát is de eigenlijke inzet van de film, niet zozeer de gewetensvraag. Net zoals ‘misbruik’ is ‘collaboratie’ een term die veel ladingen kan dekken, daarom is het van wezenlijk belang de dingen prozaïsch te benoemen. In die zin is de film gedurfder dan de documentaire, ook omdat de fictievorm dat mogelijk maakt. De ongewoon harde beelden maken mee dat de film in zijn opzet slaagt: veel burgers waren schuldig aan collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog, heel wat kerklieden hebben (kleine) kinderen verkracht en misbruikt, maar waarheidsspreken betekent dat we die termen getrouw aan de feiten ontvouwen. Zoals Rik Devillé zou zeggen, we moeten het verhaal vertellen van ‘nog ne mens’ en ‘nog ne mens’ en ‘nog ne mens’. We hebben dringendere dingen te regelen dan dat, en net daarom moeten we ons heel precies met oud zeer bezighouden.

Résumé en Français : A coté du documentaire ‘Les abandonnés de Dieu’, un film Belge ‘Wil’ d’après le roman éponyme de l’auteur Flamand Jeroen Olyslaeghers fait en ce moment un tabac. Ce film raconte l’histoire de Wilfried, un agent de police à Anvers pendant la seconde guerre mondiale et censé aider les nazis à faire des razzias pour embarquer les Juifs. Wil, de son petit nom, est déchiré entre pressions du côté de la collaboration et du côté de la résistance et est témoin de violences sans nom. En fin du film, il dit: ‘Et après nous nous sommes tous tus, et hier est rentré directement dans l’histoire’. Quand nous passons d’une scène à l’autre, la scène d’hier rentre dans l’histoire sans devenir du passé. Pour que l’histoire passe, il s’agit de raconter les faits de façon prosaïque et précise, et ce histoire par histoire. 

Geweld dat generaties lang blijft nazinderen

Als we ons met oud zeer bezighouden, moeten we het zeer precies benoemen, schrijft Ariane Bazan. Anders wordt het trauma wel geschiedenis, maar geen verleden.

Donderdag 12 oktober 2023 om 03:00

https://www.standaard.be/cnt/dmf20231011_96138202

Rauwe levens spreken de rauwe waarheid, zo blijkt ook uit de documentaire Godvergeten. Ik bleef verstomd achter, door wat gezegd wordt, maar ook door de afgebroken zinnen. Verschillende elementen geven de documentaire een belangrijke, potentieel heilzame waarde. Enerzijds hebben de makers het gewicht van het woord van de getuigen streng bewaakt en niet geprobeerd een vorm van antwoord – laat staan van ‘wederwoord’ te bieden. Door de eenvoud van dat concept nemen die getuigenissen alle mentale ruimte in en kunnen de woorden, en de stiltes, nagalmen. Pas daardoor nemen we soms de maat van de gruwel. Anderzijds hebben de reportagemakers, de juridische anonimiteitsplicht respecterend, toch verregaand geprobeerd de feiten in hun prozaïsche feitelijkheid vast te leggen, met datum, plaatsnaam, profielen en foto’s.

Psychisch trauma ontstaat wanneer ons iets overkomt dat we niet kunnen vatten, omdat we te jong zijn of te weinig voorbereid, of omdat de gebeurtenissen te ontzettend zijn. Trauma heeft als gevolg dat de situatie niet voorbijgaat, geen ver-leden wordt. We blijven lijden. Maar door de feiten op te tekenen, de gebeurtenissen op een tijdlijn vast te pinnen, proberen de makers en getuigen ze te bemeesteren.

De documentaire opent een denkruimte over waar het hier precies om gaat. Zo kan het onbelangrijk lijken precies te weten hoe erg iets was, zolang we maar beseffen dat het zeer erg was. Dat klopt niet. Als we alle geweld op een hoopje gooien, voegen we eigenlijk geweld toe aan geweld.

Ik bleef haken aan twee schokkende elementen: de wreedheid die we moeten vermoeden wanneer het seksuele misbruik leidt tot verminking van de geslachtsdelen, en de verregaande gevoelens van straffeloosheid en almacht, als een verkrachting zich bijvoorbeeld op een altaar afspeelt.

Er bestaan gradaties van geweld en die gaan van de ‘banale’ situatie waarbij we een ander aandoen wat we zelf niet wensen te ondergaan, tot het overtreden van de beschavingswaarden. Die fundamentele waarden zijn het broederschap en het incestverbod. Het eerste houdt in dat we de medemens als doel en niet als middel behandelen: dat is het horizontale draagvlak. Het tweede is het respect voor de opeenvolging van de generaties. Dat respect voor de historische volgorde vormt de verticale as. Zelfs binnen het overtreden van die grondende waarden bestaan er nog verschillende trappen van geweld. Zo mocht een meester een slaaf door zijn gebruik ook in lijf en leden vernietigen. Toen slavernij voor lijfeigenschap werd ingeruild, was er een soort ‘vooruitgang’: een heer mocht zijn lijfeigene wel ‘gebruiken’ maar niet langer straffeloos verminken of kwetsen. In Godvergeten leggen de getuigen sober en efficiënt bloot hoe het seksuele misbruik op de meest rauwe manier die funderende beschavingsgeboden overtreedt.

De geschiedenis van de mensheid is doortrokken van zware beschavingstrauma’s, soms min of meer afgebakend in tijd en ruimte, soms als systeem, zoals bij slavernij of kolonisering. Dat soort trauma ondergaat een massale schaalvergroting. Niet alleen de betrokkenen zelf, in het oog van die storm, maar ook familie, vrienden, zwijgende toekijkers, mogelijke medeplichtigen en onwetende omstanders worden, in het bijzonder in een achterafbeweging, mee getekend door de aanhoorde, geziene of vermoede gruwel. Net zoals kinderen, kleinkinderen of mensen die niet mee op de scène stonden, getekend worden door afgeleide, geconstrueerde of ingebeelde gruwel. Allemaal moeten ze afrekenen met onmacht en schuldgevoelens.

Zoals dat soort geweld de beschaving aantast, tast het ook de gemeenschap aan. De schaalvergroting heeft niet alleen met de omgeving van de getroffenen te maken: zwaar geweld heeft als schadelijke eigenschap dat het generaties lang kan blijven sluimeren en terugkaatsen. In onze praktijken zien we mensen die het leed dat hun ouders werd aangedaan, willen verwerken zodat ze het niet aan hun kinderen zouden doorgeven. Soms voelt het alsof hun levens verteerd worden door dat psychische werk. Sommigen geven letterlijk te kennen dat ze zich die rol toekennen: een filter- of buffergeneratie te vormen, zodat het bij hen kan stoppen. Al wat we dan kunnen is luisteren en proberen de schade te beperken, zodat we secundaire traumatisering kunnen indammen.

Maar opkuisen? Dat is voor onze generatie, en misschien voor de eerstvolgende, niet aan de orde.

Résumé en Français : Un documentaire en 4 épisodes, ‘Les abandonnés de Dieu’, secoue en ce moment la Belgique. Les victimes de violence pédosexuelle dans les institutions sous l’autorité de l’église y témoignent. Cette violence s’est maintenue des années 50 au années 90 avec la complaisance apparente des autorités de l’église. Dans cette carte blanche je plaide pour une distinction entre les formes de violence. Certains actes particulièrement graves (sur de très jeunes enfants) ne sont pas simple transgression mais transgression des valeurs fondatrices de la civilisation. Elles touchent les victimes directes, mais aussi la communauté humaine en soi, et rebondissent à travers les générations.