We hebben allemaal onze ‘verdorven’ seksuele fantasieën

Ariane Bazan

Hoogleraar klinische psychologie en psychopathologie (ULB en Université de Lorraine) en columniste van deze krant.

We hebben allemaal onze ‘verdorven’ seksuele fantasieën

Zaterdag 2 juli 2022 om 3.25 uur

Om seksueel ­geweld in te perken, moeten we ­inzien dat iedereen ‘schan­dalige’ ­noden heeft, schrijft Ariane Bazan.

In het West-Vlaamse Veldegem werd vorige week een kinderarts aangehouden voor voyeurisme en het bezit van kinderporno. In Frankrijk worden twee ministers, Gérald Darmanin en Damien Abad, beschuldigd van seksueel geweld en vorige week kwam aan het licht dat er ook tegen de Franse staatssecretaris Chrysoula Zacharopoulou een klacht loopt wegens verkrachting en seksueel geweld in het kader van haar werk als gynaecologe.

Seksueel geweld is een universele constante: het is van alle tijden, komt voor in alle lagen van de bevolking en vrouwen, kinderen noch mannen blijven gespaard. De daders zijn het vaakst mannen, al kunnen moeders hun (jonge) kinderen soms ook aan verregaande handelingen onder­werpen. Zo vertelde een gezondheids­werker dat een jonge moeder ­opschrok toen ze het verbod kreeg om nog langer fellatio bij haar zoontje toe te passen om hem in slaap te krijgen.

Hulp verlenen aan slachtoffers van seksueel geweld is moeilijker dan je denkt. Zolang een slachtoffer duidelijk in die rol zit en blijft, zijn we empathisch en steunend. Maar als mensen opnieuw een eigen leven gaan leiden en soms – vaak door hun gewelddadig verhaal – verleidingsgedrag of manipulatief gedrag vertonen, kunnen we dat moeilijk verdragen. De omgeving, ook in instellingsverband, is niet ­altijd zuinig op termen als psycho­pathie of perversie, en dat stigma leidt tot uitsluiting. Ook zien we dat jonge slachtoffers die tijdens een zorg­verblijf een eigen seksueel leven ontwikkelen, met masturbatoire of seksuele praktijken, soms op onbegrip en terechtwijzing botsen. Zo kan activisme jegens seksueel geweld overhellen naar hygiënisme, stigmatisering en intolerantie. Dat is jammer, want precies die mechanismen isoleren mensen met hun moeilijke seksuele driften, wat de deur kan openzetten naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sociale ruimte.

Seksueel geweld is moeilijk ­uitroeibaar, precies omdat het zich als een hydra kan gedragen: snijd je er de kop van af, dan groeien er twee koppen terug. Activisme is niet voldoende en, zonder voorafgaand denkwerk, schadelijk. Zo pleit ik voor een ander uitgangspunt. Transgressie, de neiging om je medemens ook als (seksueel) nutsvoorwerp te behandelen, is eigen aan de menselijke conditie. Je krijgt die neiging niet uitgeroeid tenzij je tot bijzonder zwaar geweld ­bereid bent. We kunnen beter proberen transgressieve neigingen te beheren, binnen een kader met beperkingen, dan te proberen ze uit te roeien.

Dat klinkt makkelijker dan het is. Het idee dat tot orgasme leidt, het ­zogenaamde fantasma, is in de kern bij iedereen transgressief. Porno­grafische labels brengen dat goed in kaart: van exhibitionisme en voyeurisme, sadisme en masochisme tot, bijvoorbeeld, vuiligheid, bestialiteit, pis- en kakseks. Het fantasma kan diep schokkend zijn, ook voor de persoon zelf die er opgewonden door raakt. Niet zelden staat iemands fantasma haaks op zijn sociale of bewuste waarden. Het klassieke voorbeeld zijn masochistische neigingen bij mensen die succesvolle machts­posities bekleden, terwijl mensen in zorgberoepen vaker over sadistische fantasma’s vertellen. Toch zegt het fantasma op zich haast nooit iets over het gevaar op seksueel geweld: bij moeilijkere fantasma’s gebruiken mensen duizend omwegen en uitvindingen om respectvol tot orgasme te komen, van masturbatie tot instemmende volwassen partners, over gadgets en vunzig taalgebruik.

Maar niet iedereen vindt de weg tot een vrije seksualiteit, en een moreel ­rigide omgeving en hygiënistische voorschriften verhinderen die zoektocht. Dat is jammer, want wie intiem tot ontspanning komt, zal in de sociale ruimte niet tot wandaad overgaan, en bovendien ook veel minder de neiging hebben om anderen voor de ­eigen fantasmatische kar te spannen. Zo denk ik dat bij ‘ruziestokers’ of ­sociaal onderdanige mensen soms onbewust een overeenkomend ­fantasma leeft, dat misschien niet sterk in de intieme sfeer tot ontlading kan komen.

Beheer van seksueel geweld betekent daarom de openheid om minzaam met de eigen fantasieën om te gaan, en ze in het beste geval ook tot ontspanning brengen, zij het exclusief in een intieme context met zichzelf of met bijdrage van instemmende volwassenen. Maar het houdt ook in dat we aanvaarden dat anderen analoge ‘schandalige’ noden hebben, zonder hen te veroordelen of te stigma­tiseren. Zo verplicht onze menselijke conditie ons niet alleen verregaand de maat te nemen van de soms diep schokkende kern die ons drijft, maar er zowel voor anderen als voor onszelf liefde voor te hebben.

Sterven gaat van hupsakee

Sterven gaat van hupsakee

Donderdag 22 december 2022 om 3.25 uur

Karel Anthierens kwam even bij bewustzijn toen ik hem zag, een paar uren voor zijn dood. Ik bedankte hem: ‘Je hebt het licht gemaakt voor ons’. Een ­verhaal ­zoals dat van de familie Anthierens kan immers wegen.
Toen ik twaalf was, kocht ik een boekje over taal: Voor wie haar soms ­geweld aandoet, van Marc Galle. Er is geen betere samenvatting voor het ­familieverhaal, waar ik op die leeftijd niets over had kunnen vertellen, maar dat ik onbewust toch perfect begreep. De zin zegt wat in de familie woog: hoe mijn grootmoeder in september 1944 geweld werd aan­gedaan, toen ze werd kaal­geschoren, hoewel ze afkeurend had ­geschertst met het ideeëngoed van haar man.
Die zin had in het onbewuste van ­kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen als een lijfspreuk onder de ­radar kunnen werken, en kleine en ­grote anekdotes uit de actualiteit kunnen opsporen die moesten bewijzen hoe ons onrecht wordt aangedaan. Het had een ontspoorde zin kunnen worden, die, losgekoppeld van zijn oorsprong in de aanslag op oma, als bitterheid hardnekkig had kunnen door­leven.
Voor velen van ons kwam het niet ­zover, en ik meen dat dat ook dankzij de kinderen Anthierens was, en in het ­bijzonder dankzij de broers, onder wie Jef, Karel en Johan. Zij zouden wellicht Metoo en de nieuwe politieke correctheid van ­deze 21ste eeuw niet overleefd hebben, maar hun schunnige, onbeschaamde taal, waarmee ze zelfspot,
de dood noch hun verkeerde verleden schuwden, was een verademing.
Ieder van hen leverde grondig werk – Jef schreef boeken over taal, Karel maakte bladen en Johan schreef over en voor Vlaanderen – en daarom waren hun woorden nooit ­gratuit geschimp. Ze spraken de brute waarheid, en die was tegelijk heel erg en toch ook leefbaar, zoals hun vitaliteit aantoonde. Hun vermetele spot werd de ondertiteling bij wat wij, de volgende ­generaties, voelden, maar niet begrepen. We ­kregen handvatten om de ­samen­horigheid, het samen zingen, het grote wij-gevoel te verklaren, en soms ook de kwetsuren of de conflicten. Anders dan wat gewoonlijk gebeurt met taboes, werd het verleden en de pijn ­ervan, ­verbloemd noch geschuwd.
In het bijzonder het kleine boekje van Karel, Het chagrijn van Karolijn (2019), heeft dat effect op mij gehad. Waarom verging het ons anders dan ­zoveel andere Vlaamse families? Karel vertelt in dat boekje honderduit over zijn moeder, mijn grootmoeder, Jeanne Dollé. Toen Karel, 19, en Johan, 16, in 1955 op het punt stonden zich aan te sluiten bij de mars op Brussel tegen de toenmalige ­socialistische ­minister van Onderwijs, Leo Collard, die de bevoorrechte positie van het katholiek onderwijs wou breken, had hun moeder ’s nachts fijntjes hun schoenen verstopt en konden de jongens de straat niet op. ‘Later, schrijft ­Karel, ‘zou ik haar dankbaar zijn omdat ze ons had belet ten strijde te trekken voor een verkeerde zaak.’
Mijn grootmoeder was niet alleen een wijze vrouw, ze dacht ook met zwier en sprak rechtuit. Maar wat vooral ­opviel, was hoezeer zij overliep van liefde. Op 8 november dit jaar deelde Karel met mij de primeur van een gedicht over zijn moeder, een gedicht dat schreit zoals een nummer van Queen. Vijftien brieven van haar vond ik tussen januari en maart 1963, gericht aan mijn moeder en je houdt het onmogelijk droog bij haar woorden: ‘Lief kinneke van mij, mijn appeltaartje, mijn smoutebolletje.’ Als mama Lutgart, die lijdt aan alzheimer, vandaag nog ‘lief kindje’ tegen mij zegt, hoor ik oma fluisteren.
‘Twaalf levens heeft ze geschonken, één gekregen, dat is van haar, ze neemt het mee. Ze kijkt nog even rond, er is niemand, dan gaat ze maar, want sterven gaat van hupsakee’, schrijft Karel. Karel, zoals ook Lutgart en de anderen, verging van de wroeging omdat oma, na zoveel aan zovelen gegeven te hebben, tenslotte alleen stierf. Zoals ook ik van de wroeging verga omdat mijn vader, op 14 maart vorig jaar in volle corona­tijd, alleen stierf in het ziekenhuis na een week met bezoekverbod. Ze zijn hup­sakee, de drie broers en ook papa, en wat blijft er van hun levens over, wat zal er van de onze overblijven?
Door een vreemd toeval ontmoette ik zondag de eerste vrouw van mijn vader, een dame over wie ik niets wist, behalve dat ze bestond. Zo bleek dat mijn vader, tien jaar voor hij mijn moeder leerde kennen, een passioneel huwelijk had met een dame ‘die nooit gestopt was van hem te houden’, en die zestig jaar na datum gretig en liefdevol in mijn trekken de zijne zocht. Wat blijft, is de liefde, voorbij de dood, hardnekkig en gul, liefde die ook na ons bitterheid ontbindt en alles licht maakt.

Tussen hamer en aambeeld

Tussen hamer en aambeeld

Ariane Bazan

Donderdag 10 november 2022 om 3.25 uur

‘Wat doe je met een ­patiënt die met je naar bed wil?’ De 80-jarige Franse psychoana­lytica Françoise Davoine kwam alweer gevat uit de hoek op een congres: ‘Wel, je zegt bijvoorbeeld: “Interessant, en hoe gaat dat eraan toe: hoe zet je de eerste stap? En wat doe je vervolgens?” Met zulke vragen ga je in op het aanzoek, maar uiteraard gebeurt er niets, er wordt alleen gepraat.’ En ze vervolgt: ‘Voorbij het moment van onthutsing laat de mens zich vangen, en vertelt eerst gretig, daarna met meer aarzeling, over zijn seksuele fantasieën.’ Davoine laat de man met zijn vraag aan bod ­komen, zonder hem de les te spellen.

In de onderzoeksgroep waar ik nu werk in Nancy, bestuderen collega’s ­zogenoemde ‘buitengewone ervaringen’. Zo doet een dame het relaas van haar ontvoering door buitenaardse ­wezens en hoe ze in hun ruimtetuig werd verkracht. De analyticus luistert en nodigt de patiënte uit over die pijnlijke momenten te vertellen. Het komt niet in hem op om de dame te ‘corrigeren’.

De werkhypothese is dat zij wellicht wel degelijk een traumatische episode heeft doorgemaakt, waar ze onmogelijk als dusdanig verslag over kan brengen. Ze kan de ­details hebben verdrongen, ze was misschien te jong, ze werd misschien in slaap gebracht. Wat er ook van zij, ze vindt via dat verhaal een ­uitweg.

Een psycholoog helpt mensen tot loutering te komen door hen te laten praten. En dat werkt: de ondernemende man heeft zijn aandacht naar zijn eigen mentale wereld verlegd en de dame kan haar onwaarschijnlijk zware verhaal eindelijk delen met iemand die haar ernstig neemt. De analyticus behaalt dat resultaat door zijn dubbelzinnige houding: door de aanzet van de patiënt te bevestigen noch te geringschatten, krijgt die de kans zijn vaak ­moeilijk te vertellen of moeilijk op te biechten verhaal te verkennen. Uiteraard was elke andere optie catastrofaal: wie met zijn patiënt naar bed gaat of meegaat in het verhaal, blaast op de sintels van de waanzin, maar met de ­pedagogische ­optie – ‘U weet toch dat dat niet mogelijk is’ – laat je de patiënt in de steek.

Ook wereldwijd laaien emoties hoog op. De coronacrisis, de klimaatramp en de oorlogsdreiging zwengelen diepe angsten aan. Om die te weren, gaan mensen vaak heel energiek theorieën ontwikkelen, wat eigenlijk een teken van vitaliteit is. Het is niet eenvoudig om daar een maatschappelijk antwoord op te geven. De tijdens de coronapandemie vaak gehoorde uitspraak ‘België heeft plots 11 miljoen virologen’, ­getuigt van minachting voor een logische, zelfs wenselijke menselijke reactiviteit en werkt zo polarisering in de hand. Maar door paranoïde constructies zonder meer te bevestigen, zet je dan weer de deur naar de waanzin open.

We zitten dus tussen hamer en aambeeld, een beetje zoals in de therapievoorbeelden van daarnet. Kunnen we dezelfde ‘analytisch dubbelzinnige houding’ hanteren op het maatschappelijke ­niveau? Ik weet ook niet meteen hoe we er alle onheil mee kunnen aanpakken, maar wat polarisering en extremisme betreft, valt er wellicht iets te leren bij de Britse analyticus Ian Parker. Hij geeft het voorbeeld van de Sloveense muziekband Laibach, die extreemrechtse en fascistische thema’s bespeelt die historisch sterk onder de bevolking ­leven, met herkenbare sferen, dreiging en symbolen. Het is lang bijzonder moeilijk geweest om de band op het ­politieke spectrum te situeren door hun resoluut dubbelzinnige houding, maar Parker toont aan hoe die strategie er precies toe geleid heeft dat de Sloveense muziekscene niet, of minder, door extreemrechts werd ingepalmd. Mensen krijgen de gelegenheid om in te ­haken op thema’s die bij hen leven, zonder zich echt bij extreemrechts aan te sluiten. De prijs voor dat maatschappelijke effect is de dubbelzinnige verdachtmaking die lang op de leden van Laibach zelf kwam te liggen. De band­leden zijn duidelijk niet uit op pluimpjes voor hun morele superioriteit.

Misschien moeten we de Vlaamse ­canon precies dat krediet geven: dat van een dubbelzinnig concept, dat er komt op aansturen van de N-VA, en dus vanuit een bekommernis die op de een of andere manier bij de bevolking leeft, maar dat wordt samengesteld door een onafhankelijke commissie, niet van N-VA-signatuur. Dat dubbelzinnige ­statuut heeft wellicht grote voordelen: als het thema ‘Vlaamse identiteit’ leeft, dan kan de canon een toevlucht zijn die niet ook een ideologie mee oplepelt. De canon bezet zo een terrein, dat in het andere geval alleen op een gekleurde, of misschien zelfs gepolariseerde manier wordt ingenomen. Ook de ­leden van de commissie zullen geen pluimpjes krijgen, en de prijs is nu al die van de dubbelzinnige verdachtmaking, maar wellicht komt loutering pas aan die prijs.