Wat ons echt raakt

https://www.standaard.be/cnt/dmf20200527_04973750

Toen ik als jonge dertiger aan de Universiteit van Michigan aan mijn postdoctoraal onderzoek begon, kreeg ik van een jongeman, op wie ik toen heftig verliefd was, een lange brief. Het was een soort lied, met een aanhef, strofes en een refrein dat na elke verhoging van de spanning even rust bracht. Bij de volgende strofe werden de woorden nog wat explicieter. Er lag een oceaan tussen ons, maar ik trilde over mijn hele lijf. Ik kwam in een trance en wekenlang beleefde ik de omringende wereld in gedempte beelden en stemmen – de roze wolk wellicht.

Wetenschappers en experts maken zich zorgen over het gebrek aan fysiek contact bij deze langdurige isolatie. Ze hebben er een nieuwe term voor, ‘huidhonger’, die velen gretig in de mond nemen als een nieuw sexy begrip om een heersend onbehagen te erkennen.

Ze halen er ook graag biologische argumenten bij. De wetenschapsredacteur van het RTBF-programma Matière Grise, Patrice Goldberg, legde uit hoe muizen die van hun moeder veel likjes kregen, beduidend langer leven dan muizen die niet of weinig gelikt werden, ook al hebben ze dezelfde genen. De Nederlandse ethicus Erwin Kompanje haalt er in een gesprek over zijn column ‘Een verwacht overlijden op hoge leeftijd of een coronadode?’ zelfs de eerste hechtingsstudies met resusaapjes bij, die een zachtwollen moederpop verkozen boven­ een moederpop met een melkfles.

Ook de sociale argumenten ontbraken niet: zo haalt Kompanje een sociologische studie aan die toont dat mensen met een kleinere sociale kring langer en meer ziek zijn dan mensen met een ruimere sociale kring.

Maar wat zich tussen het biologische en het sociale bevindt, is geen niemandsland, en mensen zijn geen bereidingen die gelukt­ zijn als de ingrediënten gezond zijn en het recept goed opgevolgd is. Het is dus niet: laten we ervoor zorgen dat mensen voldoende gestreeld en omringd worden, dan zijn ze weerbaarder tegen ziektes. Nee, tussen ons vege lijf en de dierbare anderen is er ook nog de wondere wereld van het mentale, van de mens die denkt en zoekt.

Die mentale mens begrijpt best dat liefde soms streling, en soms onthouding van streling betekent – en zou ook weleens vatbaarder voor ziekte kunnen worden als hij door een nonchalante omgang met voorzorgsmaatregelen in zijn omgeving zou gaan twijfelen of hij voor anderen wel de moeite waard is. Of omgekeerd: hij zou uit de inspanningen die anderen voor hem leve­ren beseffen hoezeer hij graag gezien wordt en zou een nieuw elan vinden.

Maar laten biologische of sociologische studies zich in met dat tussen­niveau, dat van de psychologie, dat van de mens die spreekt en aangesproken wordt? Want wat wil die mens het liefst, als hij de keuze had: een ‘gezonde dosis’ streling of één liefdesbrief van iemand buiten handbereik, maar die zijn hart op hol zal doen slaan en zijn kaken rood zal kleuren? Wie nu meent dat de jongeman van de brief rauwe woorden in de mond nam om me erotisch te verleiden, denkt fout, dat deed hij niet. Nee, hij sprak over mij, niet groots, niet verbloemend, niet verheffend, maar wel juist.

‘Rita, als ik je zie, dan denk ik aan Rudy. Dat is vandaag precies twaalf maanden gele­den. Vertel eens … ’, zegt een dokter tegen zijn patiënte, die haar zoon een jaar geleden verloor. Hij kijkt haar aandachtig in de ogen. Rouwexpert Manu­ Keirse haalt dat voorbeeld aan in een interview. Zo maakt hij bijzonder treffend duidelijk dat wat mensen raakt ‘niet de tijd is, maar de intensiteit’. Het gesprek heeft niet langer dan drie minuten geduurd, de arts heeft Rita niet fysiek gestreeld, maar zijn woorden en zijn blik hebben de vrouw diep geraakt­, omdat de arts zich met Rita, met haar unieke verhaal, heeft ingelaten. Hij sprak niet groots, niet verbloemend, niet verheffend, maar wel juist.

Ja, we leven van strelingen en huidtroost, maar bovenal leven we van woorden van anderen, die tonen hoe we voor hen iets betekenen. En zelfs wanneer we gestreeld en aangeraakt worden, dan nog richt onze blik zich op wat de mond, die het gebaar begeleidt, zal zeggen. We leven van de zinnetjes die ons werden toegefluisterd, en die we soms als geheime troost nabij houden. Zinnetjes die mensen in de loop van de geschiedenis in de zwaarste omstandigheden – in afzondering, in gevangenissen, in kampen, in verbanning – levend hebben gehouden. Vergeet ze niet te zeggen, nu u misschien niet kunt strelen.